Kinderalimentatie
Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Als ouders met elkaar samenwonen, worden de kosten van de kinderen vanuit het gezamenlijke inkomen voldaan. Meestal ook vanaf de gezamenlijke bankrekening van de ouders. Kinderalimentatie is dan nog niet aan de orde.
Als ouders uit elkaar zijn, zullen de kinderen bij een van de ouders blijven wonen en met de andere ouder een omgangsregeling krijgen. De ouder bij wie de kinderen blijven wonen, betaalt dan meestal de kosten van de kinderen. Zoals bijvoorbeeld de kosten voor de kinderopvang of de sportclub. De ouder bij wie de kinderen niet de hoofdverblijfplaats hebben, is ook verplicht aan die kosten mee te betalen. Die ouder betaalt dan normaliter aan de andere ouder kinderalimentatie.
Hoe wordt kinderalimentatie vastgesteld?
De hoogte van de kinderalimentatie is afhankelijk van de behoefte van de kinderen, de draagkracht van de beide ouders en de omgangsregeling tussen de kinderen en de ouder bij wie de kinderen niet de hoofdverblijfplaats hebben.
Het vaststellen van de behoefte van de kinderen
De behoefte van de kinderen is het bedrag van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De behoefte van de kinderen is afhankelijk van het gezinsinkomen van de beide ouders voorafgaand aan de scheiding. Hoe hoger dat gezinsinkomen, des te hoger de behoefte van de kinderen. De alimentatieadvocaat zal dus eerst het netto besteedbare gezinsinkomen gaan berekenen.
Als het netto besteedbare gezinsinkomen is berekend, wordt de behoefte van de kinderen bepaald aan de hand van een tabel. De behoefte is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen, het aantal kinderen en de hoogte van het gezinsinkomen. Er kunnen redenen zijn om het tabelbedrag te verhogen. Bijvoorbeeld met bijzondere kosten die kinderen normaliter niet hebben. Of met de netto kinderopvangkosten.
Het bepalen van de zorgkorting
Vervolgens moet worden vastgesteld wat de draagkracht van de ouders na de scheiding is. De ouders zijn verplicht om naar rato van ieders draagkracht in de behoefte c.q. de kosten van de kinderen bij te dragen. De ouder bij wie de kinderen niet de hoofdverblijfplaats hebben, zijnde de niet verzorgende ouder, heeft recht op een zorgkorting. Het is een bedrag gelijk aan een percentage van de vastgestelde behoefte van de kinderen. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op het berekende aandeel dat de niet verzorgende ouder aan de andere ouder moet betalen.
- De zorgkorting is 5% van de behoefte van de kinderen als er geen omgangsregeling is.
- De zorgkorting is 15% van de behoefte van de kinderen als er gemiddeld 1 dag per week omgang is met de niet verzorgende ouder.
- Als er gemiddeld 2 dagen per week omgang is, wordt een zorgkorting van 25% van de behoefte van de kinderen in mindering gebracht.
- Bij een omgangsregeling van 3 of meer dagen per week, heeft de ouder die de kinderalimentatie moet betalen recht op een zorgkorting van 35%.
Van welk inkomen wordt uitgegaan?
Bij de berekening van de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders, wordt uitgegaan van het zogeheten netto besteedbare maandinkomen.
Het netto besteedbare inkomen
Het netto besteedbare maandinkomen is niet hetzelfde als het nettosalaris dat op de salarisstrook staat. Het is gelijk aan het bruto-inkomen, inclusief vakantiegeld, bonussen, dertiende maand etc., en verminderd met de inkomstenbelasting die over dat inkomen moet worden betaald. Daarbij wordt geen rekening gehouden met het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek. Er wordt wel rekening gehouden met de heffingskortingen. Ook wordt het kind gebonden budget bij het netto besteedbare inkomen van de ouder die het kind gebonden budget ontvangt opgeteld. Het kind gebonden budget wordt dus aangemerkt als netto-inkomen. Het bepaalt dus mede de draagkracht van de ouder die het kind gebonden budget ontvangt.
Tot wanneer moet er kinderalimentatie worden betaald?
Kinderalimentatie wordt betaald aan de verzorgende ouder. Dat is de ouder bij wie de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben. De andere ouder moet tot aan het 18de levensjaar van de kinderen kinderalimentatie aan de verzorgende ouder betalen.
Vanaf het 18de levensjaar tot aan het 21ste levensjaar moet de kinderalimentatie aan de kinderen zelf worden betaald. Het gaat dan meestal, omdat een kind na het 18de levensjaar gaat studeren, om een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud en studie.